EELT

Ragfijn. Ma toverde met naald en draad. Een verdiep lager kwam de schets die pa nauwelijks een week eerder op een verfrommeld papiertje kribbelde tot leven. Een trap uit ongeschonden eikenhout. Ik zag ze werken. Hun hele leven lang. Met hun hoofd, maar vooral met hun handen. Was het niet binnen, dan was het buiten. Zij op de knieën. Met een pot vernis. Hij kromgebogen. Maar sterk. De gerooide patatten netjes op een rij.
En wat kan ik? Marketing. Een woord dat ik haatte. Een studierichtingsurrogaat voor een mislukte ingangsproef aan de toneelschool. En een beetje schrijven. Woorden die moeten informeren en charmeren. Voor een kritisch publiek. Steeds meer. Ik denk. Ik typ. Ik wik, weeg, stuur bij en lever in. Op tijd en zoals afgesproken. Dit hou ik heel lang vol. Op zijn minst tot aan mijn geruststellend pensioen. En dan? Vaarwel. Tot ziens. Met stille trom door het gat van de timmerman.
Wat wil ik graag die timmerman zijn. De schrijnwerker met een broek vol verfrommelde papiertjes. En een plan in zijn hoofd. Wat wil ik graag die naaister zijn. Die keihard werkt, maar er altijd is. Als haar kinderen van school komen. Of hun knie kapotvallen. Ik wil een tuin vol patatten. Met kilo's bonen die ik op mijn beurt laat pellen door kleine vingertjes. Al was het maar uit puur jeugdsentiment. Ik wil eelt op mijn handen. Van werk voor eigen rekening. Niet die van een ander.
Dan moet ik weg. Zo lijkt het toch. Blokkeer het hamsterwiel! Ik stap uit. Hier! In Monségur. Een dorp van niets. Waar ik heerlijk niemand kan zijn. Het tegenovergestelde van wat ik ooit wilde. Vergis je niet, ik laat mijn ouders niet achter. Ik neem ze mee. En leef zoals ze mij leerden leven. Genieten van dat wat simpel is. Een leven met minder voor meer. Minder druk, minder verantwoording, minder moet. Zelfs minder geld. Maar meer tijd, meer rust, meer gewoon. En vooral ... meer eelt.